In de tijd van de Eerste Wereldoorlog, tussen 1914 en 1918, was Nederland een veilige plek. Wij deden niet mee aan de oorlog. Maar ons buurland België had minder geluk. Zij moesten wel vechten. Daardoor kwamen in 1914 veel Belgen naar Nederland. Ze waren op de vlucht voor de oorlog.
Gelukkig konden de meeste Belgen na een paar maanden weer naar huis. Maar in 1915 waren er nog steeds 100.000 Belgen in Nederland. De meeste mensen konden voor zichzelf zorgen maar een grote groep had hulp nodig. Daarom besloot de regering om speciale kampen te maken voor de vluchtelingen. Deze kampen stonden in Ede, Nunspeet en Uden.
In februari 1915 kwamen de eerste Belgen naar Uden. Het werden er snel meer, wel 7.500. Dat waren meer mensen dan in het dorp Uden zelf woonden! De Belgen maakten een eigen dorp in Uden. Ze probeerden hun leven zoals in België door te zetten. In dit dorp werkten de mensen en konden ze dingen kopen die ze nodig hadden. Dit was goed voor de mensen in Uden, want ze konden spullen verkopen aan de Belgen.
Maar niet iedereen was blij met het vluchtelingenkamp. Sommige mensen in Uden waren boos. Ze vonden dat de Belgen te veel lawaai maakten en zich niet goed gedroegen. Ook waren de Belgen concurrenten voor het werk, bijvoorbeeld bij het plukken van kersen. Door de oorlog werd het leven in Uden moeilijker. Er was minder te eten en meer mensen hadden geen werk. En in het vluchtelingenkamp kwamen nu ook arme Nederlanders wonen. De mensen in Uden waren het beu.
Toen de oorlog in 1918 eindigde, gingen de Belgen snel terug naar huis. Maar er waren nog steeds Nederlanders in het kamp. Pas in 1921 werd het kamp helemaal afgebroken. Om deze tijd te herinneren, is er een monument aan de Landerlaan in Uden gemaakt. Het vertelt het bijzondere verhaal van Uden in de tijd van de Eerste Wereldoorlog.
Bronvermelding: Jeroen Koppes | TracesOfWar